De meeste groene en blauwe pigmenten in manuscripten bevatten koper en zijn niet zeer stabiel. In een vochtige atmosfeer migreren ze in de vezels van de cellulose (papier) of van het collageen (perkament). Het lijkt alsof de inkt "uitgelopen" is. Verder kunnen door oxidatie (vooral van malachiet) de pigmenten bruin worden en de vezels van de drager ontbinden. Er ontstaat dan een gat in het folio. Deze aantasting is uiteraard onomkeerbaar.
Met inktvraat bedoelen we meestal de aftakeling van papier onder invloed van galnootinkten. Deze inkten zijn vooral tijdens de middeleeuwen gebruikt. Doordat galnootinkten meestal te zuur zijn en te veel ijzer bevatten, beschadigen zij de drager. De inkt werd aangemaakt door galnoten te weken en aan het bekomen bruine vocht ijzer(II)sulfaat (FeSO4) toe te voegen. Indien de verhouding van de verschillende componenten van galnoteninkt niet optimaal is dan wordt het papier aangetast door inktvraat. Fysisch gezien gaan de letters als het ware uitbloeden. Rond de letters verschijnt een gelige, later bruine kleur. Ten slotte is het papier zo bros geworden, dat de letters er als het ware "uitvallen". Chemisch gezien doet het volgende proces zich voor. Enerzijds veroorzaakt het zure sulfaat een hydrolyse, dit betekent dat de celluloseketens verbroken worden tot kortere gehelen. Het ijzer(II)-ion daarentegen veroorzaakt oxidatie. Dit betekent dat de waterstofbruggen verbroken worden. Beide processen samen zorgen ervoor dat het papier steeds zwakker wordt.
Een behandeling bestaat uit twee componenten: een stopzetting van verdere oxidatie en ontzuring. De verdere oxidatie van het ijzer wordt verhinderd door de Fe2+-ionen "in te pakken" zodat zij niet langer het oxidatieproces kunnen bevorderen. Fytaten zijn in staat om deze Fe2+-ionen in te pakken. Fytaten zijn natuurlijke fosfaten aanwezig in zaden. Zij verhinderen de oxidatie van de voedingsstoffen in deze zaden. De beste resultaten werden bekomen wanneer de documenten eerst met calciumfytaat en daarna met calciumbicarbonaat (voor de ontzuring) behandeld werden. Licht beschadigde documenten met onoplosbare inkten kunnen in een bad; sterk beschadigde documenten of documenten die oplosbare inkten bevatten kunnen enkel met een aërosol op de vacuümtafel behandeld worden.
Oxidatie van pigmenten
Inkt:
Over het algemeen schreef men in de oudheid met zwarte inkt, vervaardigd uit roet of lampzwart, water en gomhars/arabische gom (roetinkten). Vanaf de vierde eeuw na Christus begonnen de ijzerhoudende inkten, vervaardigd o.m. uit galnoten, de koolstofhoudende inkten te verdringen. De ijzerhoudende inkten waren immers beter geschikt om perkament te beschrijven. Galnoteninkt wordt gemaakt door aan een galnotenoplossing (vitriool of) ijzer(II)sulfaat - FeSO4 - en een bindmiddel, meestal arabische gom, toe te voegen3. Indien de verhoudingen van de diverse stoffen niet precies gedoseerd zijn (en dat zijn ze zelden) dan is het risico op inktvraat zeer groot. Papier is gevoeliger voor inktvraat dan perkament (zie verder).
Rood:
Rood werd dikwijls gemaakt uit vermiljoen -HgS- of menie -Pb3O4. Het zijn beide anorganische pigmenten en de belangrijkste rode pigmenten voor de middeleeuwse schilderkunst (miniaturen en panelen). Het vermiljoen werd aangemaakt door kwik en zwavel te verwarmen in een distilleerkolf. Daarna werd het mengsel gekoeld waardoor het pigment als een neerslag op de bodem gevormd werd. Het pigment heeft op dat ogenblik een donkerrode kleur. Vooraleer de miniaturist het pigment kon gebruiken, moest hij het conglomeraat malen en mengen met een bindmiddel, bv. arabische gom. Menie werd bekomen door loodwit te verwarmen terwijl men roerde met een ijzeren staaf. Loodwit -2PbCO3.Pb(OH)2- zelf werd gemaakt door loden plaatjes te laten corroderen onder azijndamp in de aanwezigheid van CO2.
Blauw:
Blauw werd dikwijls vervaardigd uit azuriet -2CuCO3.Cu(OH)2-. Dit is een mineraal dat tijdens de middeleeuwen in Italië, Spanje, Duitsland en Zuid-Frankrijk gevonden werd. Voor de fabricatie van het pigment zocht men de mineralen met de mooiste kleur uit die men vermaalde. De graad van vermaling bepaalde de kleur: als men het mineraal te fijn maalde, bekwam men een fletse, bleke kleur. Normaal werden de pigmenten tot een bepaald (veilig) punt vermalen en zo verkocht. De miniaturist moest ze nog een tweede keer vermalen, terwijl hij water toevoegde. Het resultaat van deze handeling was een soort pasta, die met een bindmiddel gebonden moest worden. Dikwijls was dit arabische gom. Verder kon lapis lazuli - Na8-10Al6Si6O24S2-4 - gebruikt worden voor blauwe velden. De grondstof was echter zeer duur (ca 1390 schatte Cennino Cennini in zijn boek Il libro dell' arte, lapis lazuli viermaal zo duur als goud) en kon bijgevolg slechts gebruikt worden voor bv. de mantels van belangrijke personen in kostbare handschriften.
Groen:
Het groen in de handschriften werd meestal geschilderd met koperpigmenten. Voor deze pig-menten bestaan veel recepten. Zo konden koperplaatjes in azijndamp gecorrodeerd worden. Andere recepten spreken over de reactie van koperplaatjes met lucht in aanwezigheid van honing. Uiteraard kon ook het mineraal malachiet -CuCO3.Cu(OH)2 - gebruikt worden; dit mineraal is zeer verwant aan azuriet.
Goud:
Het goud in manuscripten was meestal afkomstig van muntstukken die tot flinterdun bladgoud werden geslagen.